Spel 1: Tikkertje rompstabilisatie

Tikkertje bal maar als je eraan bent moet je een rompstabilisatieoefening bij de trainer gaan doen en dan mag je terug meespelen. 

Spel 2: rompstabilisatie chinees voetbal

Chinees voetbal in hoge plankhouding. Wanneer de bal er 1 keer door is dan ben je af.

Spel 3: evenwicht

123-piano op 1 been

Spel 4: bob de bouwer spel (of ander ganzebord)

1 spelbord en per twee 1 pion. De dobbelsteen wordt gegooid en de pion gaat vooruit. Afhankelijk van het kleur komt men bij een bepaalde oefening terecht. bv. rood springtouwen 5x, 1 iemand zit neer in met benen omhoog de ander gooit de bal, gooien tegen de muur kan dan weer voor de blauwe vakjes zijn. Groen kleur bv. hoelahoepen. De oefeningen maak je moeilijker/makkelijker volgens je groep.

Spel 5: Fit-O-dierenmeter

10 verschillende standjes met oefeningen volgens een dier. Ieder groepje heeft 1 kaart met 10 nummers of 10 dieren. De bedoeling is dat ze alles 1x doen en dit ongeveer 5 min. Na 5 min of tijdens de oefening komt de coach een stempel zetten. 

1. Vleermuis: hangen aan klimrek;

2. Hert: heen en weer lopen;

3. Muis: van ene band naar andere trippelen (banden in een cirkel leggen en 1 been per band maar wel 2 benen op de grond);

4. Ooievaar: op 1 lijn op 1 been en iedere 10 tellen wisselen van been;

5. Eekhoorn: springen en balk tikken;

6. Konijn: lopen tussen de kegels;

7. Slang: op balk schuiven en je buik op de balk (schuiven met je handen);

8. Krab: lopen als krab heen/weer (bij voorkeur in de zandbak) en iets op de buik leggen om te vervoeren;

9. Haas: heen en weer springen met handen op de grond en over een verhoogje met de voeten;

10. Kangoeroe: huppelen met 2 voeten samen.

 

Spel 6: op stap met Dora & Zwieber: er wordt een verhaal gecreëerd bv. we gaan naar oma of er moet iemand thuis geraken en hiervoor moeten we een plan volgen. Er wordt over het ganse plein een parcours uitgestippeld die dienst doet als weg om er te geraken. Bij ieder punt moet er iets gebeuren,  bv. doekjes pakken bij de apen, broodjes halen bij de glimwormen. Ook hier kan je volop je fantasie laten varen. Dora gaat dus op stap met de kids om het parcours te volgen. Zwieber daarentegen die komt achteraan en wilt graag iets stelen bv. de doekjes die de kids bij de apen hebben genomen (of paaseitjes die de kids verzamelen bij iedere opdracht). De kids moeten dus ook opletten dat ze Zwieber niet zien. Zien ze Zwieber dan moeten ze roepen 'Zwieber niet stelen'. Zo kunnen ze Zwieber op afstand houden. 

Spel 7 : trommelspel

Telkens wanneer de coach/trainer op zijn trommel slaat moet een beweging uitgevoerd worden , dit kan zijn : kikkersprong (hoog en ver) - eendensprong (achterwaarts, opzij, ... ) - kangoeroesprong (ver en vlug) - konijnensprong (kleine stapjes) - olifantentred (groot met knieën heffen) - muizengetrippel (klein, snel op de bal van de voet), ...

 

Spel 8: puzzelloop: 2 teams; moeten oefening doen en daarna een puzzelstukje kiezen en terug het team vervoegen. De volgende kan dan starten. Oefeningen zijn zelf te bepalen bv. rusp, met bal gooien en opvangen, over de horden, door de hoepels, op 1been springen, ...

Spel 9:  1min proef; verschillende groepjes per 2 staan. Ze doen 1min de proef en daarna wordt er gewisseld. Proeven zijn bv. 

1/ op verhoog en van;

2/ springtouwen;

3/ op 1 been springen;

4/ zaklopen;

5/ zittende bal gooien

6/ verspringen van band tot band;

7/ hordenspringen

8/ stappen op de de verhoogde stappers

Spel 10: HIIT- workout voor kindjes

7 oefeningen die telkens 45 sec gedaan worden

82eb49efc513936e1f37edc12e3bd966.jpg

Spel 11: 

Spel 12: toxisch afval

Een team bestaat uit 4 kindjes. Deze hebben 2 springtouwen en iedereen houdt een kant van een springtouw vast en ze laten de springtouwen overkruisen zodat ze een kruis vormen. Op dat kruis wordt een bal gelegd en ze moeten zo rap mogelijk naar de overkant geraken zonder de bal te laten vallen.

Spel 13: plank-tikkertje

Er zijn 3 soorten kindjes

- de tikkers met een zwembadstaaf = HAAIEN

- de redders met een hoepel = REDDERS

- de gewone kindjes = VISSEN

Haaien kunnen kindjes tikken en dan zijn ze eraan. Als ze op handen en voeten door een hoepel van een redder lopen leven ze weer. De redders kunnen niet getikt worden. 

Spel 14: omgekeerd verstoppertje

In dit spel is er 1 verstopper en heel veel zoekers. Na het tellen zoeken de kindjes de verstoppers maar ze zoeken hem apart. Als je de verstopper vindt zeg je niets maar ga je stilletjes bij hem zitten. Zo gaat het door tot iedereen op1 kindje na bij de verstopper zit, die verliest het spelletje en wordt de nieuwe verstopper. 

Spel 15: groen/rood

De kinderen starten met het lopen door elkaar. Bij het tonen van een kleur moeten ze stilstaan. Bij kangoeroes fluit ik vooraleer ik een kleur toon. Bij benjamins niet.

Rondlopen in zaal in verschillende tempo’s. -> Reageren op kleursignaal

Groen = lopen

Rood = stilstaan

Variatie 1: Lopen, huppelen, handen en voeten (lopen als een aap) met buik of rug naar boven (als een krab)…

Variatie 2 : Oranje kleur = vertragen

Variatie 3: Kleuter regelt kleuren

Spel 16: op stap met beer

Er hangen verschillende beren in het sportpark die de oefening uitbeelden. Bedoeling is om parcours te doen. Eerst samen en daarna op eigen tempo. Alles doen we een 10-tal keer.

1/ fietsen - 2/ heen & weer springen - 3/ over de beek springen 4/ bij de apen (draaien rond balustrade) - 5/boksen tegen insecten - 6/op de berg lopen (knieën hoog) - 7/ naar beneden skieën - 8/ over takken springen (hordes) - 9/ tussen bomen lopen (zigzaglopen) - 1O/ over het ravijn (hangen).