Spel 1: schaakspringen

2 teams. Ieder kind springt om beurt. Als ruimte kies je een rechthoekig parcours maar kan ook de verspringbak zijn. De teams staan aan de lange zijde en alle kindjes naast elkaar. De bedoeling is om een kindje van het andere team te kunnen tikken. Eenmaal getikt dan moet je aan de kant gaan zitten. Het spel gaat verder tot er maar 1 iemand overblijft. 

Spel 2: bommenjager

Een aantal banden liggen er en de trainer weet waar de bommen zitten. Eerst wordt er aandacht besteed aan de juiste springhouding. Daarna gaan ze in 1 rij na elkaar staan en start de 1ste met te springen. Het doel is om in de banden te springen waar geen bom onder zit en zo aan de overkant te komen.