Coördinatie tussen de ledematen en springen: 

Spel 1: dobbelsteenspel

1 dobbelsteen en 6 verschillende kleuren (van kegel of ander voorwerp). Ieder cijfer refereert naar een kleur bv. cijfer 1 = geel. De kindjes starten in het midden met een springoefening bv. springen als konijn, kikker, op 1 been, ... De trainer fluit of de muziek gaat uit en daarna lopen ze naar een kegel naar keuze. De dobbelsteen wordt gegooid en de kindjes die bij het juiste kleur staan krijgen een punt. Er is een winnaar(s) van het spel als er 5 punten worden behaald. 

Variatie kan je inlassen doordat je een aantal seconden luidop telt en ze moeten rennen naar een kegel. Eventueel kan je ook de afstand naar de kegels of voorwerpen gaan vergroten.

 

Spel 2: knikkers verzamelen

2 teams (of 3). Op het speelveld staan er kegels met hier en daar een knikker eronder. De kindjes moeten de kegels halen en verdienen hiermee punten. Hebben ze een kegel met een knikker eronder dan verdienen ze een punt extra. Het parcours naar de kegel is een springparcours waarbij ze eerst over een een springtouw moeten springen (eerst blijft de springtouw gewoon op hoogte, daarna laten we deze bewegen). Daarna springen ze in de banden (3 stuks). Nadat ze de kegel met of zonder knikker meegenomen hebben en bij het team zijn toegekomen kan de volgende starten. 

Spel 3: handen en voetenspel

Op het veld worden de handen en voeten gelegd per 3 (voor de kleinste kids per 1). De kaarten tonen ofwel een L/R hand ofwel L/R hand. De bedoeling is dat de juiste voet, hand op de kaart terecht komt. Er worden 3 kaarten in 1 rij gelegd dus altijd ontbreekt er eentje. Bij jonge kids is het beter maar 1 kaart. Van de ene rij op de andere wordt er gesprongen. Eerst wordt het geprobeerd en bij de volgende keer kan men er een tijd opzetten; ook afhankelijk van je groep. 

Spel 4: alles 1minuut

Kids staan met 2 in 1 team en zo doen ze een aantal oefeningen elk 1 minuut. De oefeningen pas je aan je groep (leeftijd, grootte). Voorbeelden zijn: zaklopen, touwtje springen, springen voor en achter, springen met 1 been op verhoog en wisselen, springen zijwaarts, rondhuppelen met bal tussen je benen, over hordes springen. 

Spel 5: kringlawine

2 teams die in een cirkel zitten. De kids zitten met de benen gestrekt en mooi samen. Er is ééntje die start met springen en de bedoeling is om zo vlug als mogelijk de cirkel rond te springen en  gaan zitten zodoende de volgende kan starten. Het team waarvan eerst iedereen heeft gesprongen is gewonnen. De wijze van springen kan je terug variëren van voorwaarts, achterwaarts, zijwaarts en tot slot kan je ook dit met haasje over doen.