Spel 1: Tik, tak, boem

De kindjes staan in een kring. Er is 1 iemand die in het midden zit met de ogen dicht. De kinderen in de kring geven de bal door. Degene in de kring zegt 'tik, tak, tik, tak'. Als hij 'boem' zegt dan moet het kindje die bal net in de handen heeft zitten. Bij het doorgeven moeten de kinderen dan over de benen van het zittende kindje springen en terug. Het spel is klaar als er nog maar 1 iemand overblijft.

 

Spel 2: Tussen 2 vuren

2 teams met elk een vierkant veld ter beschikking. 1 iemand van het team staat achter het andere team. De bal gaat over en weer en is de bedoeling om het andere team hiermee te tikken ter hoogte van de voeten/benen. Is er iemand getikt dan moet deze achter het andere team gaan staan en samen met de kapitein verder spelen. Staat er nog maar 1 kindje op het veld dan komt de kapitein erbij. Het spel is over als iedereen getikt is. 

Spel 3: Tienbal

2 teams en moeten 10x gooien naar elkaar maar mag niet op de grond vallen of ander team die onderschept. Is dit zo dan gaat de bal naar het andere team die dan op hun beurt kan proberen om 10x naar elkaar te gooien. 

Spel 4: puppies

Kids zijn puppies en 1K is begeleider. De puppies worden los gelaten in de tuin. De begeleider moet proberen om een puppie te vangen met een band (2 banden aan de band). Lukt dit dan gaat de puppie terug in het hok. 

Variatie: extra begeleider inbrengen. De tuin niet te groot maken. 

Spel 5: bom

1K is politie. De andere zijn terroristen. Zij hebben een bom bij zich. De politie moet proberen de terroristen te pakken. Dit kan alleen maar wanneer hij/zij getikt wordt met bal in de handen. De terroristen geven de bom dus door of gooien. Echter mag de bom niet vallen. Bij mooi weer kan men dit doen met een waterballon.