Lopen - uithouding

Spel 1: Letterspel

Om de beurt loopt er een kindje van elk team naar de bak met letters. Hij neemt er een letter uit en keert terug. Als het kindje terug is loopt de volgende van het team. Wanneer alle letters op zijn moeten ze woorden maken met de letters. Per letter die in een gevormd woord staat krijgen ze een punt.

Spel 2: Kwartet (lopen met een voorwerp in de hand)

In het midden ligt er een band met kwartet kaarten. Rond de band staan er op gelijke afstand van elkaar en van de band kegels. Van ieder team mag er een kindje tegelijk lopen en een kaart nemen. Als alle kaarten op zijn moeten ze tellen hoeveel kwartetten ze hebben. Het team met het meeste kwartetten wint!

Spel 3: Bomalarm (lopen met een voorwerp in de hand)

Er word een veld afgebakend met kegels. De politieagenten willen de bommen weg dus zij moeten proberen een kindje te tikken die een bal vastheeft. De politieagent mag de bal dan afgeven aan de trainer. de boeven willen voorkomen dat de bommen afgenomen worden dus ze geven de bommen aan elkaar door zodat de politieagent geen kindje die een bom vastheeft kan tikken. Als een kindje die geen bom vastheeft word getikt gebeurt er niets en als hij wel een bom vastheeft geeft hij gewoon de bom af maar mag hij wel nog meespelen. 

Variatie: de bommen mogen niet vallen anders zijn ze ook stuk

Spel 4: Tekenspel

Het eerste kindje loopt op het grasveld in een bepaalde figuur (bv hartje, vierkant, driehoek, wolk,..) De andere kindjes moeten raden wat ze hebben gelopen. Als het is geraden loopt er een nieuw kindje. 

Spel 5:  Snoepverzamelspel

Ieder kind heeft  een voorwerp vijf keer in zijn band liggen. op het startsignaal lopen ze rond en nemen ze andere dingen uit andere kindjes hun banden nemen en die in hun band leggen. (OPGELET: ze mogen maar een voorwerp tegelijk in hun hand hebben). terwijl worden er ook dingen uit hun band genomen. Na x aantal minuten kijken we wie het meeste voorwerpen in zijn band heeft.

Spel 6: Blad-steen-schaar

2 kinderen lopen in tegenovergestelde richting naar elkaar toe. 1 kindje per team. Ze lopen rond de kegels die in een vierkant gezet zijn. Als ze elkaar tegenkomen doen ze blad steen schaar. de winnaar mag doorlopen en de verliezer stopt en laat iemand nieuws van zijn team starten. wanneer je bij de kegel van het andere team bent win je. 

Spel 7: Mastermind

Onder 5 kegels ligt telkens 1 stift. Alle stiften hebben een verschillende kleur. Ieder team heeft een blaadje. Ze gaan naar vier van de kegels en zetten een stip op dat blaadje met een stift in een zelfgekozen volgorde. Als er vier stippen staan komen ze naar de trainer. Als het de juiste kleuren zijn in de juiste volgorde zijn ze gewonnen, zo niet moeten ze opnieuw proberen. 

Spel 8: levend voetbal

2 teams, 1 bal of ander voorwerp. De bedoeling is om in het doel aan de overzijde te geraken. Dit doe je net zoals in gewoon voetbal door samen te werken. Kan het ander team je tikken dan moet de bal naar het ander team. Extra regel is dat beide teams terug vanuit doel moeten starten en dat ook ander kindje de bal krijgt. 

Spel 9: Puppies

2 tikkers. De rest zijn puppies. De puppies zitten elk in een band en bij het fluiten mogen ze eruit. De tikkers moeten met hun band de puppies terug naar de band brengen. Na 3-tal minuten terug fluiten en dan duid je 2 andere tikkers aan.

Spel 10: Hou je tuin leeg

2 teams en 2 tuintjes die niet naast elkaar liggen. Er liggen allemaal spullen in beide tuinen (net hetzelfde). De bedoeling is om alle spullen in de andere tuin te gaan. Dit voor 5 min en dan tellen we hoeveel spullen er in de tuin nog liggen. Het tuinteam met de minste is de winnaar. Men kan de tuintjes afhankelijk van je groep verder/dichter leggen. 

Spel 11: piramideloop

De kegels staan klaar en er wordt gestart eerst vanop de 1ste kegel (tss 30 à 50 cm). Daarna de 2de (50à 70) en de 3de kegel (70à90). Na de 3de keer gaan we terug naar de 2de en de 1ste. 

Spel 12: zweedse estafette

Er staan kegels aan de 100m aan de 200m en aan de 300m. Het eerste kindje loopt 100 meter (en start aan de start van de piste). het tweede kindje loopt 200 meter (en start aan de 300 meter start). Het derde kindje loopt 300 meter en start aan de 100 meter start en het vierde kindje start aan de 200m start en loopt 400m.

Spel 12: Ballenroof

Je maakt een bijna volledige cirkel met kegels en aan de twee uiteindes leg je een hoepel met ballen in. Beide teams starten aan 1 hoepel. de bedoeling is een soort estafette waar ze telkens de cirkel lopen en een van hun ballen in de andere zijn band leggen. vanaf dat je geen ballen meer in je band hebt heb je gewonnen. 

Spel 13: tikkertje bal

2 tikkers en 1 bal. De tikkers moeten zorgen dat de andere niet met de bal gaan lopen. De bal ligt in het midden en het spel is afgebakend met banden of andere voorwerpen waar ze over kunnen springen. Als er iemand probeert met de bal weg te lopen kunnen ze deze tikken en dan moet de bal terug in de band gelegd worden. Ook andere kindjes kunnen ze tikken doch zij kunnen wel over de  banden springen; de tikkers niet. Getikt? Dan kom je even bij de trainer voor een oefening bv. 10x springen met springtouw. Lukt het om met de bal bij de trainer te komen zonder getikt te zijn dan worden 2 nieuwe tikkers aangeduid. 

variatie: een extra rond met banden en de 2 tikkers verdelen

Spel 14: Stempelcode

7 kegels op het terrein ruimt verspreid plaatsen. Onder iedere kegel liggen er 5 stempels. Ze dienen 1 stempel per kegel op hun blaadje te stempelen en daarna kijken of ze de code juist hebben. Per kegel is er 1 juist. 

Variatie: ipv. direct aan te duiden wat juist is gewoon doorgeven dat er bv. 2 juist zijn

Spel 15: Smokkelspel

Trainer in het midden met clipjes. Aantal politie (douane) naargelang de groep. Smokkelaars proberen clipjes buiten het terrein te brengen. Politie tikt de smokkelaars en moeten clips afgeven. Het doel is om zoveel mogelijk clipjes te verzamelen. 

Spel 16: Boomstammenspel

Banden overal die boomstammen voorstellen. Er is 1 tikker die de kindjes probeert te tikken. Staan ze in een band dan kunnen ze niet getikt wordt. Ze mogen echter maar 1O tellen in een band staan en moeten daarna er weer uit. De trainer is boswachter en neemt iedere keer boomstammen weg. Getikt? dan staat er een oefening klaar bv. heen en weer met springtouw.

Spel 17: Zie za zit

Kids zitten in een kring en iedereen heeft een plaatsje buiten 1 iemand. Hij/zij start met het lopen en tikt een kindje op de rug. Deze moet ook rechtkomen en samen rondlopen. Als de muziek stopt moet iedereen proberen zo vlug mogelijk terug te gaan zitten. Eentje heeft geen plaats en deze start het nieuwe spel. Als variatie kan je ze laten hinkelen of bv. plat op de buik laten liggen. 

Spel 18: standbeelden

Tikkerspel. Je start met 1 tikker over groot veld. Als de trainer 1x fluit dan komt de tikker tot leven en mag hij tikken. Fluit de trainer 2x dan worden de tikker(s) standbeelden en kunnen de andere rustig lopen/ wandelen. 

Spel 19 : Viervakkenloop

Op het terrein wordt een groot vierkant afgebakend. Op de 4 hoeken ervan wordt een apart vak met kegels opgesteld. Er zijn 4 gelijke groepen aangeduid. Elke groep heeft zijn eigen vak of "huisje". Bedoeling is om bij elk fluitsignaal te lopen, te huppelen te springen, te hinkelen via alle andere vakken terug naar hun eigen "huisje". Er kunnen zelfs 2 fluitsignalen afgesproken worden waarbij op het ene signaal traag en het andere signaal snel wordt gelopen in een opgesteld parcours. 

Spel 20: Bandenloop: ieder team heeft 1 band. De bedoeling is dat het 1ste kindje loopt heen en terug (afhankelijk van de leeftijd de afstand), daarna het 2 kindje oppikt en terug heen en weer loopt en zo de rest van het team ook één per één erbij neemt om te lopen. Als het laatste kindje gelopen heeft dan mag de 1ste stoppen en dan doen we nethetzelfde maar in plaats van iemand erbij gaat er iedere keer iemand er af. De bedoeling is om als team de 1ste te zijn. Tip: bij kleine kinderen best ook de groep niet al te groot maken bv. maximum 3 kindjes en dan beter meer teams. 

Spel 21 : pisteloop met wisselend tempo

2 lopers vertrekken rond de piste in tegenovergestelde richting. De ene vertrekt traag, de andere loper snel. Wanneer ze elkaar kruisen veranderen ze van tempo en zorgen ze ervoor dat ze tezelfertijd aan de finish-startlijn geraken.  

Spel 22: Kleurenloop

Er liggen 6 hoepels of voorwerpen van een verschillend kleur. Afhankelijk van de lengte van je voorwerpen tel je tot 5 of 10. Als je klaar bent met te tellen dan moeten de kindjes bij het kleur staan die je hebt gevraagd. Lukt dat niet, dan vallen ze af. De andere blijven lopen tot ze niet meer kunnen. 

Spel 23: wasspeldenloop: 5 tikkers, de rest krijgt een wasspeld aan hun T-shirt aan de rugzijde. De tikkers moeten de wasspelden ervan halen. Wasspeld ervan, dan zit je op de bank.

Spel 24: bieptest

Een afstand van 40m moet overbrugd worden iedere keer (kangoeroes, benjamins 60m). De leider start met te tellen vanaf 20. De kids moeten aan de overzijde zijn. Daarna starten we met 19, enzo verder. 

Spel 25: volcanoes en ice-creams

Je verspreid de potjes over het veld. Gelijk aantal potjes worden plat gelegd en gelijk aantal omgekeerd. Liggen ze plat dan zijn het volkanen, de andere zijn de ijsjes. Er zijn 2 teams: de volcanoes en de ice-creams. Ze moeten proberen in een bepaalde tijd zoveel mogelijk potjes draaien.