Springen: uithouding

Spel 1: steen/schaar/blad

2 Teams aan elke kant van de banden eentje. Men springt van band tot band zo snel mogelijk totdat men botst op ander team. Dan speelt men blad/steen/schaar. Degene die gewonnen heeft mag verder. Bij het andere team moet de volgende vlug starten. De bedoeling is om in het andere kamp te raken. Als moeilijkheidsgraad kan men springen op 1 been. 

 

Spel 2: kringetje veroveren

1 Loper en de andere kindjes nemen een band. 1 band blijft leeg. De loper probeert in de band te geraken maar de andere zorgen ervoor dat dit niet lukt door zelf in de lege band te springen. Men kan hier ook nog lateralisatie toevoegen door verplichte richting of moeilijker maken door te moeten springen op 1 been. 

 

Spel 3: dobbelsteenkonijn

2 team of meer (min 3kindjes per team). Elk team heeft 10 banden in de rij staan en 1 dobbelsteen. De eerste gooit en springt zoveel als ogen van de dobbelsteen. Daarna is 2 aan de beurt en ook springen zoveel als ogen; ook nummer 1 springt de ogen van nr. 2 verder. Na 10x springen hebben ze een punt en gaan ze terug in de rij staan. Na 15 min kijk je wie de meeste punten heeft. 

 

Spel 4: wolf + konijntjes

1 wolf, rest konijntjes. Parcours met banden, kleine verhogingen, springtouw, ladder. Wanneer donker is dan moeten de konijnen vlug het parcours al springende doen want konijnen die stil staan kunnen getikt worden door de wolf. Zij worden dan ook wolf. Gaat de zon op dan gaat de wolf gaan slapen en kunnen de konijnen rusten. 1ste keer 3 min, 2de keer 2 en laatste keer 1 min. Ook telke male wisselen van wolf. 
Als variatie kan je de tijd dat donker is gaan verlengen of direct meerdere wolven aan zet. 

 

Spel 5: krokodillengevaar

1 tikker en 1 sloot in het midden. Niemand mag in de sloot (krokodillen): moeten telkens erover springen. De tikker tikt maar als die in de sloot valt dan is iedereen weer vrij. De kindjes die in de sloot vallen moeten oefening gaan doen bij trainer bv. touwtje springen.

Spel 6: bandengooispring

Kids staan in team en dienen een afstand af te leggen met de band. Ze dienen de band te gooien, er daarna in te springen, band over zich te doen en terug te gooien. Bij veel kindjes kan je de volgende al laten starten als ze halverwege (kegel aldaar) zijn om het betere duw en trekwerk te gaan vermijden. Het team heeft een punt wanneer iedereen terug op post is (kleermakerszit in de band). 

Spel 7: alles in 1 minuut/2

De kids zijn verdeeld per 2 en iedereen heeft een opdracht. Elk een doet 30 seconden de oefening en na 1 minuut schuiven ze door. Voorbeelden van oefeningen: 

- Zaklopen;

- Touwtje springen;

- Springen voor en achter;

- Springen op 1 been op verhoog en wisselen;

- Rondhuppelen met bal tussen je benen;

- Haasje over;

- Over hordes springen;

Spel 8: dominospel met estafettevorm in vierhoek

4 teams per hoek. Estafette start en ze doen een springoefening rond de vierhoek, daarna teampartner aantikken en dominosteentje halen. Als al de blokjes op zijn proberen ze een zo lang mogelijke dominorij te maken. De langste rij krijgt 4 punten, daarna 3, 2 en 1 punt. Een nieuwe oefening start. 

Spel 9: hoger/lager en springparcours

2 teams die elk 5 kaarten krijgen. De kids doen een springparcours en mogen daarna kiezen of de 2de kaart hoger zal zijn of de eerste (de eerste werd reeds gedraaid). Is het correct dan mogen ze verder gokken, zo niet moet de volgende in de rij starten met het parcours. 

Spel 10: berentocht

Op zoek naar beren: overal zijn er beren verstopt. Bij iedere beer hoort een oefening en we doen de ganse tocht eerst eens samen. 

Witte beer: huppel tot aan de volgende beer. 

Bruine beer: spring 5x zo ver als je kan.

Grijze beer: blijf 5 tellen op 1 been en 5 tellen op andere been (kangoeroes, benjamin 10).

Beer met kleren aan: wandel dan als een eend 10 stappen verder.

Gekleurde beer: loop dan zo snel als mogelijk van de vorige beer en terug. 

Een ander dier gezien: doe dan alle 5 opdrachten na elkaar.