Spel 1: chinees voetbal

De kinderen staan in een cirkel met de benen in spreidstand. Een bal doet de ronde via de handen. Geraakt de bal door de benen dan mag er maar 1 hand gebruikt worden. Daarna omgekeerd staan en tot slot terug 1 hand. Om het moeilijker te maken kan men werken met een extra bal. 

Spel 2: basebal

2 teams: 1 op het veld, 1 gooien en lopen. 1 iemand gooit. Afhankelijk van de discipline dat je naartoe wenst te werken kan je de manier van gooien bepalen. Eenmaal gegooid begint hij/zij te lopen. Het team op het veld probeert de bal te vangen/nemen en gooit daarna naar 1 persoon die bij de start staat en fluit. Eenmaal gefloten dan moet de loper stoppen bij zijn laatste kegel. 1 toer doen is 1 punt, een volledige toer in 1 keer doen is 3 punten. Als iedereen eens gegooid heeft dan worden de teams gewisseld en kan het andere team punten gaan verdienen.

spel 3: driebalestafette

Kids staan in een driehoek en ook per 3. Ze gooien eerst 10x naar elkaar en mogen dan een potje gaan halen in hun kleur. 3 potjes per team. Het gooien kan je wisselen wat je doet specifiek van oefening.  3 of 4 punten voor het team dat eerst is, de tweede een punt minder enzoverder. 

Spel 4: inhaalbal

Allen in 1 kring en ze moeten bal naar elkaar gooien. 1 iemand loopt. Ze moeten passen naar elkaar en proberen dat de bal vlugger te gooien dan diegene die loopt. Bij grote kinderen kan je de manier van gooien gaan aanpassen en ook de lengte van gooien. 

Spel 5 : 3 in beweging

We maken 2 kringen waarbij telkens 2 spelers achter elkaar staan. Er staat 1 gooier in het midden en die gooit de bal naar een speler in de binnenste kring en gaat vervolgens snel achter een kind van een ander groepje in de buitenste kring staan. De voorste hiervan gaat snel in het midden staan en de vanger gooit de bal nu naar de speler die nu in het midden staat. Deze is nu de nieuwe gooier en zo gaat het spel opnieuw verder vanaf het begin waarbij snel wordt gereageerd, gegooid, gevangen en verlopen.  

variatie: een extra bal in het spel brengen

Spel 6: vismand

Vorm een kring met de kinderen en plaat één kind (de visser) in het midden. Dit kind heeft een mand met verschillende baltypes (vissen) bij zich. De visser probeert de mand zo snel mogelijk leeg te maken door de ballen er één voor één uit te werpen. De overige kinderen proberen de ballen te pakken en werpen ze terug in de vismand. Tel na een bepaalde tijd hoeveel vissen de visser nog in zijn mand heeft. Wissel hierna de visser. 

Variaties: voeg meerdere vissers aan het spel toe/ varieer in werpmateriaal (bv. kersenpittenkussentjes)

Spel 7: eendjes in de vijver

Er is 1kindje die een bal heeft en rond het veld staat. De andere staan in het veld/vijver. De tikker gooit met de bal en probeert iemand met de bal te tikken. Ben je getikt dan help je mee met de tikker. Er kan een 2de of 3de bal in het spel gebracht worden. 

Spel 8: stand in de mand:

Een speler met de bal staat in het midden. Hij roept ‘Stand in de mand en de bal is voor’… en terwijl hij een naam roept gooit hij de bal in de lucht. Iedereen moet zo hard mogelijk wegrennen op de persoon na die genoemd is. Hij moet zo snel mogelijk de bal vangen en roept stop zodat iedereen stil staat. Vervolgens probeert hij deze door het poortje van een ander te rollen. Die dan ‘af’ is of de gooier wordt.

Spel 9: vuurwerktikkertje

Kids liggen allemaal op 1 lijn op hun buik. 1K rolt de bal naar iemand. Pakt dit kind de bal dan moeten de andere proberen zo snel als mogelijk veilig te geraken. Het kind neemt de bal en probeert zo snel als mogelijk iemand de tikken met de bal.